Geschiedenis van Westerwolde

Korte Kroniek van Westerwolde

door Bert Roossien

Jaartallen zijn onlosmakelijk verbonden met geschiedenis. Als oriënteringspunten in de brede stroom der historie zijn ze onmisbaar. In het kader van het jubileum van de Vereniging voor Genealogie en Historie ‘Westerwolde’ hebben wij getracht een jaartallenlijstje van de Westerwoldse geschiedenis te construeren. Enige willekeur is daarbij onvermijdelijk; met name sociaal-economische en culturele ontwikke­lingen laten zich nu eenmaal moeilijk onder één jaartal vangen.

Neolithicum, 4500 – 2100 v. Chr.

De eerste boeren.

In de Nieuwe Steentijd is voor het eerst sprake van boerennederzettingen in Westerwolde. De oudste archeologische vondsten betreffen waar­devolle voorwerpen zoals een schoenleest­bijl die als offergave aan het water werd toever­trouwd. Voor een landbouwbevolking is de aanwezigheid van water natuurlijk van levensbe­lang. Uit latere perioden zijn ook neder­zettingsterreinen aan te wijzen. Naar de aardewerkvormen of het grafritueel worden deze prehistorische kolonisten benoemd als Hunebedbouwers of mensen van de Trechterbe­kercultuur (3500-2700 v. Chr), de Enkelgrafcultuur (3100-2500 v. Chr.) of Klokbe­kercultuur (2700-2100 v. Chr.).Van de Hunebedbouwers zijn in Westerwolde alleen maar vlakgraven, kuilen zonder verdere merkte­kens waarin plaats was voor één dode, gevon­den.

Bronstijd, 2100 v. Chr. tot 700 v. Chr.

De grote grafheuvels.

Kringgreppels (sleutelgatmodel) bij Wessinghuizen

Uit deze periode dateren de grote familiegrafheu­vels. De doden worden bijgezet in heuvels die omkranst zijn door palen of een greppel. De eerste bijzettingen van dit type dateren trouwens al uit het Laat-Neolthicum hetgeen er op wijst dat bepaalde terreinen lange tijd continue bewoond moeten zijn. Bekend zijn de drie grote grafheuvels bij Wessinghuizen die door prof. Van Giffen in 1927 werden onder­zocht.

IJzertijd, 700 v. Chr. tot 200 v. Chr.

Urnen en Celtic Fields.

In deze periode worden de doden gecremeerd waarbij de as in een pot of urn wordt gedepo­neerd en begraven onder heuvels gemarkeerd door greppels. Van Giffen heeft maar liefst zes urnenvelden ontdekt in Westerwolde. De kring- en sleutelvormige greppelgraven bij Wes­singhuizen zijn daarvan wel de bekendste. Nieuw ontdekte urnenvelden worden in de jaren tachtig ontdekt bij Smeerling-Galbargen. De nederzettingen uit die tijd moeten gelegen hebben bij omwalde akkercomplexen, de zgn. Celtic Fields, waarvan op verschillende plaatsen sporen zijn teruggevonden.

500 v. Chr.

Westerwolde omsloten door het veen.

Tot de late prehistorie maakt het beeklandschap dat later de naam Wester­wolde krijgt nog onder­deel uit van een zandland­schap dat zich uitstrekt over een groot deel van Oost-Nederland en de aangrenzende Duitse Geestgronden. Vanaf 2900 v. Chr. wordt het klimaat natter waardoor veenvorming op gang komt. Geleidelijk aan verdwijnen de vlakke gebieden tussen Ruiten A en Mussel A onder het veen. Rond 1000 v. Chr. is het stroomgebied aan de oost- en west­kant al volledig ingesloten door het veen. Om­streeks 500 v Chr. is ook de noord- en zuid­zijde overdekt met veen waardoor Wester­wolde een eiland is geworden met slechts hier en daar een aantal smalle landruggen oost­waarts. De versnelde groei van het hoogveen met name in de Late IJzertijd is hoogstwaarschijn­lijk een belangrijke factor geweest voor de ontvolking van dit gebied. In de Romeinse tijd is van permanente bewoning geen sprake meer. Pas in de Merowingsche tijd wordt het gebied opnieuw gekoloniseerd.

834

De abdij Corvey verkrijgt omvangrijke bezit­tingen in Westerwolde.

Het in 822 bij Höxter aan de Weser gestichte Benedictijnenklooster Corvey verkrijgt in 834 omvangrijke bezitttingen in Westewolde dank­zij een gift van Lodewijk de Vrome. Het betreft de missieparochie Meppen, die omstreeks 780 was gesticht en vermoedelijk het recht had om tienden te heffen teneinde de parochiepriesters van levensonderhoud te voorzien. Later ver­kreeg het klooster tevens het recht om de pas­toors in de dorpskerken naar eigen keus te benoemen. Vanuit Meppen is Westerwolde gekerstend en dankzij dit kloosterbezit ressor­teert het tot aan het midden van de zestiende eeuw onder kerkelijk toezicht van het bisdom Osnabrück.

875 / 876

(Waarschijnlijk) oudste vermelding van de naam Westerwolde.

In een oorkonde van het klooster Corvey wordt gesproken over ‘…Wesderewalde (in pago Isloi)…’ Of hiermee Westerwolde wordt be­doeld is overigens niet helemaal onomstreden, maar aangezien in hetzelfde stuk sprake is van Aschendorpe en Spana, beiden gelegen in het naburige Emsland, neemt men toch aan dat hier Westerwolde wordt bedoeld.

1316

Erkenning van de bisschop van Munster als landsheer.

Tot het midden van de dertiende eeuw behoorde Westerwolde tot het graafschap Agrotingo en maakte het als zodanig deel uit van de bezittingen van de graven van Ravensberg. In 1252 verko­pen deze hun rechten aan de bis­schop van Munster. Van enige bestuur­lijke invloed van Mun­sterse zijde is aanvankelijk geen sprake. Net als de inwoners van de naburige Friese landen erkent men geen landsheerlijk gezag bo­ven zich. Pas in 1316 komt het tot het een formele overeenkomst waarbij de Westerwoldingers de bisschop van Munster als hun landsheer erken­nen en ‘dat voor elk huis in onze landschap waaruit rook opgaat, bij wijze van belasting een hoen zal gegeven worden ten tijde van het feest van de Heilige Michaël ‘(29 septem­ber).

1391

Moord op Egge Addinga.

De borg in Wedde: de voormalige residentie van de Addinga’s

Het waarschijnlijk uit Reiderland afkomstige hoofdelinggeslacht Addinga weet zich aan het einde van de veertiende eeuw meester te maken van het overheidsgezag in Westerwolde. Door hun machtsstreven komt het spoedig tot schen­dingen van wat de Westerwolders als hun oude rechten en gewoonten beschouwen en in 1391 wordt Egge Addinga, de stamvader van het geslacht, vermoord. Na hem komt het nog herhaaldelijk tot nieuwe bloedige conflicten met zijn nazaten. Uiteindelijk verliezen de Ad­dinga’s hun gezag nadat de borg van de familie bij Wedde in 1478 door de Stad-Groningers wordt ingenomen en verwoest. Bij verdrag krijgt de Stad het gericht van Westerwolde in leen van de bisschop van Munster die formeel uiteraard nog altijd landsheer is.

1465

Stichting van het Kruisherenklooster in Ter Apel.

Het klooster in Ter Apel

Pastoor Jacobus Wiltingh, afkomstig uit Wester­wolde, biedt de prior van de orde van het Heilige Kruis, het goed ‘Apell’ aan onder voorwaarde dat er een klooster wordt gesticht.

Kruisheren van het klooster te Bentlage krijgen opdracht de nieuwe vestiging, die de naam ‘Domus Novae Lucis’ draagt, op poten te zet­ten.

1536

Karel V wordt landsheer van Wes­terwolde.

In 1530 verovert de hertog Karel van Gelre Westerwolde nadat hij de inmid­dels herbouwde borg te Wedde heeft ingenomen. Enkele jaren later moet hij op zijn beurt het veld rui­men voor zijn machtige rivaal en naam­genoot uit het Bourgondisch-Habsburgse huis. Westerwolde gaat daarna deel uitmaken van het Spaans-Habsburgse rijk. Het gebied wordt een leenheerlijkheid maar behoudt zijn eigen landrecht en rechters.

1594

Westerwolde gaat deel uitmaken van de Republiek.

In 1594 veroveren de Staatse troepen de borg te Wedde. Westerwolde wordt een Generaliteits­land en het landsheerlijk gezag komt in handen van de Staten-Generaal die zichzelf beschouwen als de wettige opvolgers van de afgezworen landsheer Philips II.

De Stad Groningen weet in 1619 het leen in eigendom te krijgen. De Stad benoemt van nu af aan de ambtenaren aan wie het bestuur en rechtspraak over de heerlijkheid was opgedra­gen met aan de top de drost die zetelde in de borg te Wedde.

1594

Invoering van de protestantse eredienst.

Met de verovering van Westerwolde door de Staatse zijde wordt ook de ‘Gereformeerde Kerk’ naar Calvinistisch model als enige toelaat­bare kerk geinstalleerd. De overgang van katholiek naar protestant betekent de verwijde­ring van alle ‘afgodesche beelden en schriften’ uit de kerken, al gebeurt dat lang niet overal even radicaal getuige de vele klachten in de zeventiende eeuw over nog aanwezige ‘paapse reliqen’ in de kerken. Katholieke priesters mo­gen hun ambt niet meer uitoefenen of treden over tot de protestantse religie. In Westerwolde zijn er veel pastoors die als hervormde predikan­ten hun ambt voortzetten. De over­gang naar het nieuwe geloof verloopt hier dan ook als een geleidelijk proces.

1665 en 1672

Munsterse oorlogen.

Pogingen van de bisschop van Munster om zijn verloren gegane gebieden te herwinnen leiden tot militaire operaties die vooral veel schade aanrichten in Westerwolde. In totaal gaan 77 huizen verloren, een kwart van het totale woning­bezit in die tijd. Succes hebben de aanval­len niet. De aan het einde van de zes­tiende eeuw aangelegde schansen (Bourtange, Oude Schans) houden stand tegen de bisschoppe­lijke invasies, evenals de Stad Gronin­gen.

1765

De Stad-Groningen besluit tot de aanleg van het Stadskanaal.

Met het graven van het Stadskanaal parallel langs de Semslinie begint de grootschalige verve­ning langs de zuidkant van Westerwolde. Het is het begin van een ontginningsproces dat zal voortduren tot in het begin van de twintig­ste eeuw. In de loop van de achttiende en negen­tiende eeuw ontstaan hier een nieuwe reeks veenkoloniale nederzettingen die van heinde en verre mensen aantrekken. Met name Stadskanaal en Ter Apel zijn omstreeks 1900 uitgegroeid tot de grootste plaatsen binnen de gemeenten Onstwedde c.q. Vlagtwedde.

1798

Westerwolde gaat deel uitmaken van de provincie Groningen.

Met de invoering van een nieuwe grondwet wordt Nederland een eenheidsstaat naar Frans model. Dat betekent dat aan vormen van particu­larisme een einde komt: Westerwolde verliest zijn eeuwenoude bestuurlijke ‘status aparte’ en wordt onderdeel van een nieuwe provincie Groningen. Het aloude eigen land­recht maakt plaats voor nationale (zij het op Franse leest geschoeide) wetgeving.

1845-1882

De ontbinding van de Westerwoldse mar­ken.

Gedurende eeuwen was er sprake van een nood­zakelijk evenwicht wat betreft de opper­vlakte aan bouwland, weidegrond en heide. De hoeveelheid vee die men kon houden was afhan­kelijk van de beschikbare weidegronden en van de oppervlakte heide voor het steken van plaggen. Tegelijkertijd bepaalde de hoeveel­heid vee de hoeveelheid mest die onontbeerlijk was voor de bemesting van de akkers. Teneinde dit noodzakelijk evenwicht te bewaren was het gebruik van de woeste gronden aan strikte re­gels gebonden. Vanaf de late middeleeuwen ontstonden daarom markegenootschappen van boeren-dorpsbewoners die de gebruiks- en eigendomsrechten van de gronden vastlegden. Met de komst van de kunstmest in de tweede helft van de negentiende eeuw verandert het beeld volkomen. Het oude bemestingssysteem behoort tot het verleden en daarmee verliezen de marken hun bestaansrecht.

1915

De stoomtram ‘Oostelijk Groningen’ haalt Westerwolde uit zijn iso­lement.

De stoomtram in Ter Apel

Rond 1900 waren inmiddels diverse kunstwe­gen aange­legd tussen plaatsen als Winschoten, Blijham en Bourtange, terwijl aan de veenkoloni­ale zuid­rand inmiddels ook een ver­harde weg met tram­spoor van Stadskanaal naar Ter Apel lag. De dorpen langs de Ruiten A moeten het nog tot in de twintigste eeuw met een zandweg doen. De inge­bruikname van de stroom­tramlijn van Ter Apel via Sellingen en Vlagtwedde naar Winscho­ten wordt daarom als een belangrijke mijlpaal in het doorbreken van het Wester­woldse isole­ment beschouwd. In diezelfde jaren worden overigens de kanalisatieplan­nen in Wes­terwolde ook gerealiseerd waardoor het gebied, naast een betere afwatering, ook voor de binnenvaart beter bereikbaar is.

1919-1929

Neuteboom publiceert verhalen in het Westerwolds in het maandblad ‘Gronin­gen’.

Naarmate Westerwolde uit zijn isolement ge­raakt, neemt de belangstelling voor het streekei­gene toe. De toenemende belangstelling voor het eigenaardige Westerwoldse dialect is daar een voorbeeld van. Omstreeks 1900 verschij­nen al regelmatig Westerwoldse verha­len en gedichten in de ‘Winschoter Courant’ van de hand van Tjabke Mennenga en Harm Kraai. J.H. Neuteboom publiceert van 1919 tot aan zijn dood in 1929 verhalen en gedichten in het maandblad ‘Groningen’. Het zijn verhalen in het Westerwolds die vooral spelen in en om Sellingen waar Neuteboom van 1884 tot 1896 onderwijzer was. Neutebooms geschriften zijn dankbaar studiemateriaal voor dialectologen als Fokko Veltman die in 1992 promoveert op ‘De Taal van Westerwolde’

1920

De kanalisatie van Westerwolde wordt voltooid
(aanleg Mussel Aa-, Ruiten Aa- en het Vereenigd- of B.L.Tijdenskanaal)

Lange tijd kampte Westerwolde met wateroverlast. Dat kwam door de afgraving van het veen in  Westerwolde en het aangrenzende gebied: het veen had voorheen als een spons grote hoeveelheden water vastgehouden. Om aan de toenemende wateroverlast een einde te maken wordt in 1891 de Vereeniging ter bevordering der kanalisatie van Westerwolde opgericht. Woordvoerder is de energieke Boelo Luitjens Tijdens, landbouwer te Nieuw Beerta en tevens Tweede Kamerlid. In 1901 wordt het kanalenplan door de Kamer aangenomen en weldra wordt begonnen met de uitvoering. In 1920 is met de oplevering van het laatste deel van het Ruiten Aa-kanaal het project voltooid. De aanleg van de kanalen maakt overigens niet alleen een einde aan de wateroverlast maar verbetert tevens de aan- en afvoermogelijkheden van meststoffen en landbouwprodukten in Westerwolde. Het stimuleert zo de landbouw en de industrialisatie van het gebied: de vestiging van de coöperatieve aardappelmeelfabriek Westerwolde te Veelerveen in 1914 is daar het sprekendste voorbeeld van.

 

 

1924-1940

De ontginningen van de velden aan de oost­grens.

De ontginning in het kader van de werkverschaffing

Na de grootschalige veenontginningen aan de zuidzijde van Westerwolde wor­den na 1900 de vooral de woeste gronden aan de oost­grens in cultuur gebracht. Voed­seltekorten in de Eerste Wereldoorlog stimuleren de behoefte aan nieuwe landbouw­grond. In 1924 vormen een groot aantal Gro­ningse gemeenten een ontgin­ningsmaatschappij die in korte tijd grote gebie­den in Westerwolde op de schop neemt. De projec­ten worden veelal uitge­voerd in het kader van de werk­verschaf­fing. De ongemoeid gelaten heidevelden, bossen en vennen zijn vandaag de dag niet meer dan eilandjes ineen inmid­dels doelmatig verkaveld land­schap met rechte sloten en door­sne­den door wegen.

1928

Mechanisatie in de land­bouw.

In Blijham wordt de eerste trek­ker, een Fordson van ruim 20 pk, in gebruik genomen. Bij het bewerken van de grond kan deze twee span paarden vervan­gen. In Westerwolde blij­ven paarden overigens tot in de jaren vijftig als trekkracht voor ploeg en wagen fungeren.

1936

Promotie van ‘Mooi Westerwolde’

De belangstelling voor het resterende natuur­schoon in Westerwolde neemt in de twintigste eeuw sterk toe. Al rond 1900 adverteert het Hotel Boschuis met de bosrijke omgeving van Ter Apel. In 1935-36 schrijft gemeentesecreta­ris J. Engelkens van Vlagtwedde een wandel­gids waarin de mooiste plekjes van de gemeente de revue passeren. Na de Tweede Wereldoor­log neemt het toerisme toe en verschijnen de eerste campings en recreatiecentra (De Wedder­bergen).

1980

Oprichting van de vereniging voor Genealo­gie en Historie ‘Westerwolde’.

Al in de negentiende eeuw was er in Wester­wolde interesse voor de eigen geschiedenis. In de twintigste eeuw wordt die belangstelling ook omgezet in beleid. In 1933 begint men met de grootscheepse restauratie van het klooster Ter Apel. In 1969 wordt besloten de vesting Oude Schans weer in zijn vroegere staat te brengen. Enkele jaren later wordt begonnen met de her­stel en reconstructie van de vesting Bourtange. Daarnaast verschijnen steeds meer genealogi­sche en historische studies over eigen dorp of streek. Die belangstelling leidt uiteindelijk tot de oprichting van de Vereniging voor Genealo­gie en Historie ‘Westerwolde’ De vereniging telt bij zijn oprichting 55 leden (thans 288). Sinds de oprichting zijn in het tijdschrift tal van historische en genealogische artikelen over Westerwolde gepubliceerd.

Literatuur

De Geschiedenis van Westerwolde, 8 dln. Stichting Hesse Fonds, Groningen 1991-1998
Groninger Kloosters, door C. Tromp. As­sen/Maastricht 1989.
Westerwolders en hun Woningbezit van 1568-1829, door C.J. en R.M.A. Wegman. Wierden, 1993-2005.
Nieuwe Groninger Encyclopedie. Groningen 1999.
De Taal van Westerwolde, door F. Veldman. Gronin­gen, 1992
De verzamelde werken van J.H. Neuteboom, uitgege­ven door G. Luth. 2001.

De foto’s bij dit artikel zijn afkomstig uit de collectie van het Streekhistorisch Centrum in Stadskanaal.

Meest recente berichten

Uitnodiging Algemene Ledenvergadering 23 maart 2024

Geachte leden en andere belangstellenden,

 Graag willen wij u hierbij uitnodigen voor de algemene ledenvergadering van de Historische Vereniging Westerwolde op zaterdag 23 maart a.s. in d’Ekkelkaamp te Onstwedde:

Kerklaan 7, 9591 AH Onstwedde.  De vergadering begint om 13.30 uur.

Het bestuur stelt de volgende agenda voor:

  1. Opening door de voorzitter.
  2. Vaststelling van de agenda.
  3. Notulen van de ALV van 25 maart 2023 te Onstwedde.
  4. Ingekomen stukken en mededelingen, door de secretaris.
  5. Financieel verslag 2023, begroting 2024 door de penningmeester. Verslag van de kascommissie.
  6. Benoeming van een nieuw lid voor de kascommissie.
  7. Jaarverslag 2023 (liggen ook ter plekke ter inzage), door de secretaris.
  8. Bestuursverkiezing. Aftredend zijn de heren M. Fokkens en H. Prenger. De heer M. Fokkens stelt zich herkiesbaar, de heer H. Prenger neemt afscheid van het bestuur. Namen van eventuele kandidaten voor de ontstane vacature kunnen tot een kwartier voor aanvang van de vergadering ingeleverd worden bij de voorzitter dhr. J.G. Abbes.
  9. Rondvraag.

Pauze. (tussen deel 1 en 2 van de lezing)
Lezing
Anderhalf eeuw Westerwolde in het Groninger Museum

Voordracht door rustend conservator Groninger Museum dr. Egge Knol

Westerwolde is altijd een apart stukje Groningen geweest, lang door venen geïsoleerd. In de late Bronstijd locatie van een aantal omvangrijke urnengrafvelden. Vindplaats van bijzondere archeologische vondsten zoals de halsring van Onstwedder Barlage. Gekerstend vanuit het bisdom Osnabrück en later een heerlijkheid van een Spaansgezinde graaf, die eenmaal veroverd door de Staten Generaal in leen werd gegeven aan de stad Groningen.

In 1874 begon het Groninger Museum als provinciaal kabinet van oudheden. Uiteraard kwamen er vanaf dat moment ook Westerwoldse voorwerpen naar de stad toe. Rond 1900 kreeg het museum, mogelijk vanwege de aparte geschiedenis, een Westerwoldse kamer. Het was de laatste stijlkamer die verdween in het museum.

De spreker richt zich eerst op een aantal opmerkelijke voorwerpen uit geschiedenis en archeologie, alsmede enige schilderijen betreffende Westerwolde, om daarna in te zoemen op de Westerwoldse kamer.

Hoe “Westerwolds” was de kamer. Hoe kwam het dat de kamer een icoon werd? Welke veranderingen onderging de kamer? Waarom verdween zij? Tijdens de lezing zal dr. Knol ook ingaan op enige recente aanwinsten uit Westerwolde.

Dr. Egge Knol was van 1994-2023 conservator archeologie, geschiedenis en oude kunst(nijverheid) van het Groninger Museum.

  1. Sluiting van de vergadering.

Het bestuur hoopt weer velen van u op 23 maart a.s. te mogen begroeten.

Met vriendelijke groet,
Kineke Kuper,
secretaris.

  1. Evangelisaties in Westerwolde Geef een reactie
  2. Informatie gevraagd over Harm Boelems uit Weende en het Asserbos Geef een reactie
  3. Lezing door Wil Schackmann over de Koloniën van Weldadigheid Geef een reactie
  4. Bezorging tijdschrift Terra Westerwolda Geef een reactie
  5. Genealogische vraag: Echtpaar Van der Werff-Lodder Geef een reactie
  6. Winternummer Terra Westerwolda verschenen Geef een reactie
  7. Uitnodiging ledenbijeenkomst 16 december 2023 Geef een reactie
  8. Rabo Club Support Geef een reactie
  9. Inloopmiddag/boekenmarkt 21 oktober Geef een reactie